Skip to content

Leven als een Mongoolse nomade

Iedereen weet inmiddels wel dat ik graag reis naar de wat minder gangbare landen. De landen waar je niet op iedere straathoek een toerist tegenkomt of in het Nederlands begroet wordt. Dat ik dus zeker even in Mongolië uitstap als de trein er toch doorheen komt was 1 ding wat ik al snel besloten had.

Twee jaar geleden had ik al de eer om dit land te bezoeken. Geïnteresseerd geraakt na het lezen van een boek van Rupert Isaacson (De Paardenjongen). Nu ik terug zou komen had ik het plan om een gebied te ontdekken wat ik de vorige keer nog niet gezien had: de Gobi-woestijn. Ik nam contact op met de gids van toen (Tsoogii) en vroeg hem of hij met mij 8 dagen door de woestijn wilde crossen. Dat wilde hij wel gelukkig!

Begrafenisstoet en de betekenis

Zo begon het dus, vorige week dinsdag toen ik na het verlaten van Rusland voet op Mongoolse bodem zette. Tsoogii kwam mij ophalen op het station en de volgende dag gingen we, samen met chauffeur Doggii en met Stephan (Duits, 22, student in München en ontmoet in de trein) op pad. We hadden een goed begin want we kwamen een begrafenisstoet tegen. Iets wat hier ‘geluk’ of een ‘goede/ veilige reis’ betekent.

Waar is alles?

Het land heeft mij ook dit keer niet in de steek gelaten. Het blijft fascinerend om de hoofdstad uit te rijden en vanaf dat moment helemaal niets meer om je heen te hebben. In Mongolië wonen bijna 3 miljoen mensen en daarvan woont de helft in de hoofdstad. Dit worden er steeds meer aangezien veel het nomadenleven achter zit laten en zich aan de rand van de stad vestigen. Dit doen ze dan op de 0.7 hectare grond waar iedere Mongool recht op heeft. Hierdoor breidt de stad zich dus ook steeds verder uit. En aangezien het land zo’n 40 keer groter is dan Nederland kun je je wel een beetje voorstellen dat je niet iedere 5 minuten een dorpje passeert of mensen tegenkomt.

Dat je helemaal niets tegenkomt is overigens niet helemaal waar. Er zijn nog steeds genoeg families die volgens traditie leven en dus als nomaden rondtrekken. In de zomer moeten ze bij een plek zitten waar er genoeg eten en water te vinden is voor hun beesten en in de winter moeten ze een wat beschuttere plek opzoeken. Ze verkassen dus minstens 2x per jaar met hun geiten en schapen of koeien of paarden of kamelen.

Woeste woestijnlooks

De afgelopen 8 dagen heb ik ook een beetje het nomadenleven mogen ervaren. Wel iets luxer want we reden in een 4WD, maar verder met dezelfde faciliteiten als de Mongoolse nomaden. Vrij weinig dus. We hebben halverwege 1x een douche genomen, een toilet moest je zoeken achter een struikje of rots (als die er überhaupt al waren) en voor zoiets simpels als je handen wassen moest je iets meer tijd uittrekken. Waardering voor de Westerse faciliteiten en het gemak ervan krijg je in ieder geval wel.

Niet dat ik klaag. Ik vind het wel wat hebben. Maar voor even dan, want toen we een keer voor de lunch in een ger van een local mochten zitten (ter beschutting voor de zon) en ik mij eenzelfde leven voor ging stellen concludeerde ik dat ik er te ongeduldig voor zou zijn en iets meer hygiëne wel op prijs stel. Al is het na 4 dagen niet je haren wassen wel grappig om te zien wat voor kapsels je zoal kunt creëren…

Overigens, voordat ik mensen afschrik om het land ooit te bezoeken: ik heb zelf gekozen voor de goedkoopste manier van rondtrekken. Er zijn op alle belangrijke bezienswaardigheden guest houses en ger kampen voor toeristen, met normale Westerse toiletten en douches met warm water dus.

Een woestijn zonder zand

We trokken dus de Gobiwoestijn in. Een gebied zo groot als West-Europa maar slechts 2% er van bestaat echt uit het ‘Sahara-idee’ dat wij bij een woestijn hebben. De rest van het gebied is vooral kale vlaktes met soms wat rotsen en struikjes en hier en daar bergen. De woestijn staat internationaal bekend als de plek waar veel dinosaurusskeletten, fossielen en eieren gevonden zijn (en nog steeds worden).

Dat specifieke gebied heet Bayanzag en hier heb je ook de ‘Flaming cliffs’ een roodachtig klifgebergte die zijn naam dankt aan de kleuren die hij krijgt bij zonsondergang. Hij lijkt dan in vuur en vlam te staan. Hadden wij alleen net de pech dat het hier einde middag bewolkt werd en het de enige avond zonder indrukwekkende zonsondergang was.

Een hele, hele hoge duin

Uiteraard hebben we ook een kijkje genomen bij een stukje van die 2% Sahara in de Gobi. De Khongoryn Els is de langste zandduin van Mongolië: 130 km lang, 3 km breed en de hoogste top is 195m. En laat ik die nu net ‘eventjes’ beklommen hebben. Een 3-setter tennis is er niks bij, dat bewees mijn tomatenhoofd ook toen ik de top eenmaal bereikt had na 50 minuten omhoogklimmen in het mulle zand terwijl het +30 was. Maar uiteraard was het de moeite waard want je had een mooi uitzicht over de hele duin. Een ritje op een kameel kon hier natuurlijk niet ontbreken en we sloten de avond af met een indrukwekkende sterrenhemel. Van melkweg tot steelpannetje tot vallende sterren, alles was te bewonderen. Topdag!

Maar er was meer!

Dat waren slechts 2 van de 8 dagen. We zijn verder ook nog bij de Yol vallei geweest, wederom met gave rotspartijen waar we tussendoor liepen op zo’n 2.400m. hoogte. Hier kan tot eind juni nog sneeuw en ijs liggen. Gelukkig was dat nu dus niet meer het geval. Een bezoek aan een Boeddhistisch klooster kon natuurlijk ook niet ontbreken. Ongiin Khiid was vroeger het grootste complex in Mongolië. Maar dat was voordat de Russen in 1939 besloten alles stuk te maken en ook meteen zo’n 200 monniken te vermoorden. De tempel overblijfselen liggen er nog bij alsof het gisteren was en ze zijn sinds 1990 bezig om het weer op te bouwen. Heel snel gaat dat niet want van de 28 tempels die er ooit in het gebied te zien waren staat er nu pas 1 overeind.

Ook bezochten we de Tsagaan Suvarga. Heel, echt heel lang geleden was dit de bodem van een oceaan, nu met de vele mooie kleuren grond en door erosie gevormde bergen een mooie plek om wat rond te hangen.

Uiteindelijk sloten we de trip af in Khustai National Park. Hier hebben ze de voorheen in het wild uitgestorven Przewalskipaarden weer succesvol geherintroduceerd. Dit is mede te danken aan een Nederlands echtpaar dat zich heeft ingezet voor het behoud van het przewalskipaard. Ze begonnen een groep van experts en stelden een fokprogramma op en in 1992 werden de eerste 84 dieren vrijgelaten. De aantallen groeien flink want er zijn nu al zo’n 350 paarden in het park te vinden. We hebben ze niet alle 350 gezien, maar kwamen er wel een aantal tegen!

Tot rust komen lukt hier wel

Het waren dus 8 heerlijke dagen. Helemaal back to basics gaan is zo gek nog niet. En als je dan zo ’s avonds voor je tentje zit en je hoort of ziet helemaal niets om je heen kom je pas echt goed tot rust. Het is een geweldige serene omgeving, heel wat anders dan al dat gehaast, drukte en die verplichtingen in Nederland.

Morgenochtend stap ik weer in de trein voor het laatste deel van de TransMongolië expres. Zaterdagmiddag kom ik aan in Beijing, als alles goed gaat bij de grensovergang die weer minimaal 5 uur kan duren. Beijing zal als drukke en smog-stad zijnde na deze relax-stop wel even wennen worden maar laten we hopen dat ik de rust en kalmte nog even vast kan houden. Want de stop na Beijing is Tibet en daar heb ik toch ook wel heel veel zin in!

Back To Top